Helmut Geier – bij zijn vrienden beter bekend als Hell – groeide op in het landelijke Chiemgau, een district in Beieren. Al op jonge leeftijd ontwikkelde hij een passie voor muziek, met name punkrock. In de zomer van 1977 kocht hij zijn eerste punkplaat: Damned, Damned, Damned (1976) van The Damned. De rauwe energie en instinctieve kracht van de muziek grepen hem meteen.
Een jaar later stond Hell zelf achter de draaitafels in een lokale nachtclub. “Het was eigenlijk een hippieclub,” herinnerde hij zich later. “Ze háátten ons echt.” Toch werd zijn avond, Hell’s Night, al snel een succes, en hij kreeg de felbegeerde weekendspot toegewezen.
Begin twintig verhuisde Hell naar München om aan de slag te gaan bij een computerbedrijf. Zijn muzikale voorkeur was inmiddels verschoven: rap (hij verzamelde fanatiek tapes van Red Alert en Chuck Chillout), rare grooves en electro bepaalden nu zijn soundtrack. Dankzij de importwinkels in München kwam hij uiteindelijk in aanraking met house en techno. In clubs als Tanzlokal Grössenwahn draaide hij voornamelijk Britse acid house, die zijn stijl sterk beïnvloedde.
In 1992 kreeg hij de kans om te draaien op de Love Parade in Berlijn. Hij sloot zijn set af met een eigen productie: een enkelzijdig wit label met de titel My Definition of House. De track, een explosieve mix van heavy-funkpercussie en weelderige orkestratie, had hij volledig zelf uitgebracht — zonder contract of distributie. De cello-sample was “geleend” uit een theaterstuk van David Byrne en Brian Eno. Renaat Vandepapeliere, het hoofd van R&S Records, was zo onder de indruk dat hij Hell direct een contract aanbood. Een langdurige samenwerking werd het niet, maar het momentum was daar.
Hell zou vaker zulke pastiches maken. Op het album Munich Machine verwees hij openlijk naar Giorgio Moroder en Donna Summer — zelfs de albumtitel was een knipoog. Toch bevatte het ook verrassende keuzes, zoals een elektronische bewerking van Suicide Commando van de obscure gitaarband No More uit Hannover. Die single had Hell jarenlang gedraaid; het voelde als een symbolische cirkel: zijn muzikale reis was rond.
Persoonlijk vind ik de genoemde nummers fantastisch. Ik onderschrijf dan ook graag het motto: beter goed gestolen dan slecht verzonnen. Deze nieuwe context verandert niets aan mijn waardering voor de track — integendeel.