zondag 17 december 2023

My definition of plagiarism

 


Helmut Geier – bij zijn vrienden beter bekend als Hell – groeide op in het landelijke Chiemgau, een district in Beieren. Al op jonge leeftijd ontwikkelde hij een passie voor muziek, met name punkrock. In de zomer van 1977 kocht hij zijn eerste punkplaat: Damned, Damned, Damned (1976) van The Damned. De rauwe energie en instinctieve kracht van de muziek grepen hem meteen.

Een jaar later stond Hell zelf achter de draaitafels in een lokale nachtclub. “Het was eigenlijk een hippieclub,” herinnerde hij zich later. “Ze háátten ons echt.” Toch werd zijn avond, Hell’s Night, al snel een succes, en hij kreeg de felbegeerde weekendspot toegewezen.

Begin twintig verhuisde Hell naar München om aan de slag te gaan bij een computerbedrijf. Zijn muzikale voorkeur was inmiddels verschoven: rap (hij verzamelde fanatiek tapes van Red Alert en Chuck Chillout), rare grooves en electro bepaalden nu zijn soundtrack. Dankzij de importwinkels in München kwam hij uiteindelijk in aanraking met house en techno. In clubs als Tanzlokal Grössenwahn draaide hij voornamelijk Britse acid house, die zijn stijl sterk beïnvloedde.

In 1992 kreeg hij de kans om te draaien op de Love Parade in Berlijn. Hij sloot zijn set af met een eigen productie: een enkelzijdig wit label met de titel My Definition of House. De track, een explosieve mix van heavy-funkpercussie en weelderige orkestratie, had hij volledig zelf uitgebracht — zonder contract of distributie. De cello-sample was “geleend” uit een theaterstuk van David Byrne en Brian Eno. Renaat Vandepapeliere, het hoofd van R&S Records, was zo onder de indruk dat hij Hell direct een contract aanbood. Een langdurige samenwerking werd het niet, maar het momentum was daar.

Hell zou vaker zulke pastiches maken. Op het album Munich Machine verwees hij openlijk naar Giorgio Moroder en Donna Summer — zelfs de albumtitel was een knipoog. Toch bevatte het ook verrassende keuzes, zoals een elektronische bewerking van Suicide Commando van de obscure gitaarband No More uit Hannover. Die single had Hell jarenlang gedraaid; het voelde als een symbolische cirkel: zijn muzikale reis was rond.

Persoonlijk vind ik de genoemde nummers fantastisch. Ik onderschrijf dan ook graag het motto: beter goed gestolen dan slecht verzonnen. Deze nieuwe context verandert niets aan mijn waardering voor de track — integendeel.



zondag 10 december 2023

Smile!

 

De eerste voormalig President van de Verenigde Staten waar een 'mugshot' van is gemaakt.

De term mugshot vindt zijn oorsprong in het Britse woord mug, een informele benaming voor iemands gezicht. De eerste bekende toepassing van mugshot dateert uit het einde van de 19e eeuw en werd vooral gebruikt om een foto van het gezicht van een individu—vaak een crimineel—te beschrijven. De oorsprong van mug zelf gaat nog verder terug: het is afgeleid van het Scandinavische mugg, wat ‘mok’ of ‘grimas’ betekent.

De praktijk van visuele identificatie van personen bestond al vóór de komst van fotografie. Vroege pogingen omvatten tekeningen en beschrijvingen, maar halverwege de 19e eeuw bracht de Franse politieambtenaar Alphonse Bertillon een revolutie teweeg in het proces. Hij ontwikkelde bertillonage, een gestandaardiseerde methode voor strafrechtelijke identificatie met behulp van foto’s—de voorloper van de moderne mugshot.

 

Alphonse Bertillon en enkele "Bertillonages"

In de 20e eeuw werd de mugshot een essentieel instrument voor wetshandhaving wereldwijd, mede dankzij de technologische vooruitgang in fotografie. Vandaag de dag dienen mugshots als standaardmiddel voor identificatie en documentatie van personen die in aanraking komen met de autoriteiten. Ondanks hun functionele karakter blijft de term mugshot verbonden met de historische evolutie van criminele identificatiemethoden.

Een bijzonder voorbeeld hiervan is het Australische Justice & Police Museum, dat 2.500 politiefoto’s van criminelen uit de jaren twintig heeft vrijgegeven. Deze beelden—van moordenaars, bigamisten, dranksmokkelaars en prostituees—bieden een fascinerende inkijk in het Australië van de vroege 20e eeuw. Veel van deze zogenoemde 'speciale foto’s' werden genomen in de cellen van het centrale politiebureau in Sydney. Volgens curator Peter Doyle tonen ze vaak mannen en vrouwen die net van de straat zijn geplukt, nog steeds geanimeerd door de gebeurtenissen rond hun arrestatie.

William Stanley Moore. 1926. Opiumdealer./ Werkt met grote hoeveelheden nagemaakte opium en cocaïne./ Een werfarbeider; werkt samen met waterdieven en drugshandelaren.

 

Albert Stewart Warnkin and Adolf Gustave Beutler. 1920.

 

Mugshot van William Cahill, 30 juli 1923, centraal politiebureau, Sydney.


Mugshot van Thomas Bede, 22 november 1928. Onderschrift: ‘Deze man weigerde zijn ogen te openen’.