zondag 25 oktober 2020

Game changer or player changer?

In 2015 was het groot nieuws (toen ik er voor het eerst over schreef), maar voor een niet-techneut bleef het een blindganger: Microsoft bracht Visual Studio Code uit. Dit was bedoeld om het Microsoft-platform beter toegang te geven tot andere ecosystemen, zoals de mobiele markten van Apple en Google en de opmars van Linux in de cloud. Maar waar draait het eigenlijk om?

Microsoft’s uitdaging

Microsoft heeft een probleem. Het traditionele Windows NT-besturingssysteem, ooit de drijvende kracht achter het ecosysteem van het bedrijf, heeft geen rooskleurige toekomst meer. Hoewel Microsoft nog steeds buitengewoon succesvol is en recordwinsten heeft gegenereerd in de afgelopen decennia, veranderen de markten.

De geschiedenis van Wintel

Jarenlang groeide de computerindustrie dankzij steeds krachtigere hardware: snellere Intel-processors, uitgebreidere geheugenchips, grotere harde schijven en geavanceerdere grafische weergaven. Dit maakte het mogelijk voor Microsoft om telkens zwaardere iteraties van het Windows NT-besturingssysteem uit te brengen. Het beruchte Wintel-spel was geboren.

Microsoft had in de vroege jaren tachtig een grote invloed op IBM. Toen Big Blue merkte dat het marktaandeel verloor aan “minicomputers” (nog steeds het formaat van een koffertje), zagen ze dit als een mogelijke bedreiging voor hun kernactiviteiten: mainframes, de enorme machines die de grootste industrieën ter wereld aandreven. IBM besloot een pc te bouwen, maar brak met hun traditionele aanpak door onderdelen op de markt te kopen in plaats van alles zelf te ontwikkelen. Zo werd de eerste IBM PC geboren, met een Intel 8086-processor.

IBM had ook een besturingssysteem nodig, en met één belangrijke voorwaarde: het mocht slechts één programma tegelijk draaien, zodat het geen concurrentie vormde voor hun mainframes. Toen een jonge Bill Gates een kans rook, verkocht hij hen een matige kopie van het populaire CP/M-besturingssysteem, genaamd MS-DOS. Zijn enige eis? Hij mocht MS-DOS aan iedereen verkopen die geïnteresseerd was.

Clone Wars

De IBM-PC was een gigantisch succes. Kleine bedrijven die zich geen volwaardige computer konden veroorloven, profiteerden enorm van de nieuwe technologie. Al snel begonnen andere bedrijven zoals HP, Dell en Compaq IBM-PC-klonen te maken die IBM's prijzen onderboden.

IBM had weinig controle over deze ontwikkelingen, omdat hun PC gebruikmaakte van standaardhardware. Microsoft was de grote winnaar: zij konden hun besturingssysteem verkopen aan elke fabrikant die compatibele pc’s maakte. Dit leidde tot een explosieve groei van de markt voor IBM-PC-compatibele hardware en software. Microsoft floreerde.

Gooey: De opkomst van de GUI

Apple bracht de eerste computer met een grafische gebruikersinterface (GUI) uit—een systeem waarin gebruikers programma’s konden bedienen door op pictogrammen op een “desktop” te klikken. Microsoft had inmiddels tekstverwerkingssoftware zoals Word en spreadsheets zoals Excel ontwikkeld. Apple zocht software om hun computers nuttig te maken en verwelkomde de producten van Microsoft. Sterker nog, ze stonden Microsoft toe om hun raamstijl te gebruiken—tenminste, zolang Steve Jobs niet keek.

Ondertussen werkten Microsoft en IBM samen om hun eigen GUI te ontwikkelen. Dit leidde tot OS/2, een besturingssysteem waarin IBM de technische werking op zich nam terwijl Microsoft de GUI ontwierp. IBM wilde niet opnieuw een strategische fout maken, maar... dat deden ze toch.

De lange ontwikkeltijd van OS/2 gaf Microsoft de kans om hun Windows-GUI te koppelen aan hun eigen MS-DOS-besturingssysteem. Zo ontstond de eerste volwaardige versie van Windows. Terwijl IBM vastzat aan OS/2, zag Microsoft de vraag naar hun nieuwe GUI groeien en zette het stevig door.

Closed Source versus Open Source

Microsoft is een closed source-bedrijf, wat betekent dat alleen zij toegang hebben tot de broncode van hun software. Dit geeft hen een concurrentievoordeel en bindt klanten aan hun producten, omdat zij moeten betalen om de software te gebruiken. Daartegenover staat open source, een fundamenteel ander model waarbij de software gratis beschikbaar is en de broncode vrij kan worden gedownload en aangepast. Verdienen gebeurt hier vooral via ondersteunende diensten: als gebruikers hulp nodig hebben, betalen ze de ontwikkelaars.

Closed-source bedrijven haalden de winst binnen, terwijl open-source ontwikkelaars steeds slimmere tools creëerden. Om de open-source gemeenschap tegemoet te komen, begon Microsoft voorzichtig projecten te initiëren om het speelveld te verkennen. Een daarvan was Mono, een achterwaarts ontworpen implementatie van het .NET-platform, bedoeld om .NET-code op Unix/Linux-systemen bruikbaar te maken. Zonder officiële steun van Microsoft bleef het project echter achter in ontwikkelingstijd en budget. Toch was het een interessante zet.

Mono als brug naar Android en iOS

Ironisch genoeg werd Mono uiteindelijk Microsofts toegangspoort tot de mobiele markten van Google Android en Apple iOS. Beide besturingssystemen leunen zwaar op open-source technologieën, waardoor Mono een strategisch brugpunt werd. De logische stap? Mono volledig integreren binnen het .NET-ecosysteem. Dus waar wacht Microsoft nog op?

It will be fixed in version three…

Microsoft introduceerde Visual Studio Code—een krachtige IDE die draait op Windows, Linux en macOS. Dit platform bevat een compatibiliteitslaag die Android- en iOS-apps op Windows kan uitvoeren. Daarnaast diende het als een cruciale schakel in Windows Server 2012, waardoor PowerShell een efficiënter beheer van Linux-servers mogelijk maakte.

Door deze strategische zet bleef het Microsoft-ecosysteem relevant, ondanks de afnemende afhankelijkheid van het Windows-besturingssysteem zelf—hun decennialange cashcow. De visie was helder: dezelfde code moest bruikbaar zijn op een server, pc, laptop, tablet, smartphone, en zelfs een smartwatch.

Hallelujah? Of toch even wachten?

Gebaseerd op Microsofts track record weten we één ding zeker: de eerste versie van een nieuw product laat vaak te wensen over. De tweede versie introduceert bizarre veranderingen die gebruikers frustreren. Tegen de derde iteratie begint het product eindelijk praktisch bruikbaar te worden, terwijl versie vier mensen al enthousiast maakt voor nummer vijf.