Eerder stoppen met werken—alleen al om het nieuwe pensioenstelsel te begrijpen
De Wet Toekomst Pensioenen komt eraan. Wat betekent dit eigenlijk voor mij als pensioendeelnemer, iemand die zich hier nooit echt in heeft verdiept? Het blijkt een verwarrende reis.
De oorsprong van het pensioenstelsel
In 1952 stelde het kabinet regels vast voor pensioenfondsen in de Pensioen- en Spaarfondsenwet. Deze wet legde de basis voor pensioenregelingen binnen bedrijfstakken, opgezet door vakbonden en werkgevers. Bedrijven buiten deze sectoren kregen hun eigen ondernemingspensioenfondsen. Zowel werkgevers als werknemers betaalden pensioenpremie, wat werd beschouwd als uitgesteld loon.
Dit aanvullende pensioen kwam bovenop het basispensioen van de overheid: de AOW, die sinds 1956 bestaat. In 2006 werd de oorspronkelijke wet aangescherpt en unaniem goedgekeurd door de Tweede én Eerste Kamer.
Een cruciale wijziging zat in een detail: de rekenrente. Tot 2006 mocht deze maximaal 4 procent zijn, maar daarna moest de marktrente worden gebruikt. Dat leek toen een logische keuze—de marktrente lag nét boven die 4 procent. Niemand voorzag dat de rente nog verder zou dalen, laat staan negatief zou worden. Maar het onvoorstelbare gebeurde en had desastreuze gevolgen. Sinds 2008 zijn pensioenen nauwelijks verhoogd, soms zelfs verlaagd, terwijl de belegde vermogens enorm groeiden: van 600 miljard euro in 2006 naar 1.800 miljard begin 2022.
Herindexering: het uitblijven van verhogingen
Door de lage rekenrente konden pensioenen jarenlang niet worden aangepast, ondanks dat de fondsen goed rendeerden. Op het hoogtepunt zat er 1.800 miljard euro in de pensioenpotten, maar toen beursresultaten tegenvielen, verdampte 300 miljard.
Waardedalingen van ruim 10 procent waren geen uitzondering. Het grootste pensioenfonds, ABP, zag zijn vermogen dalen van 552 miljard eind 2021 naar 486 miljard in juni 2022—a verlies van 66 miljard euro.
Pensionado’s hebben sinds 2008 ongeveer 400 miljard misgelopen doordat er geen herindexering (geen verhoging van de pensioenen) was door de lage rente.
De pijlers van het Nederlandse pensioenstelsel
Het Nederlandse pensioenstelsel rust op vijf pijlers:
AOW (het basispensioen van de overheid)
Aanvullend pensioen via de werkgever (deze pijler valt onder de Wet Toekomst Pensioenen)
Individuele pensioenvoorzieningen, zoals lijfrentes, overlijdensrisicoverzekeringen en spaargeld
Een eigen huis (als extra vermogen)
Doorwerken na pensioenleeftijd (steeds vaker een realiteit)
De Wet Toekomst Pensioenen
Deze nieuwe wet moet het pensioenstelsel transparanter en persoonlijker maken en kwetsbaarheden oplossen. Mensen leven langer, hebben onregelmatige loopbanen en wisselen vaker van werkgever. Bovendien kunnen ZZP’ers en circa 900.000 mensen nu niet deelnemen aan het systeem.
Na 15 jaar discussie, 4 jaar politiek overleg en 3 jaar voorbereiding gaat op 1 juli 2023 het nieuwe individuele stelsel in. Op 1 januari 2027 wordt definitief duidelijk hoe de veranderingen eruitzien.
Iedereen krijgt dan een persoonlijk pensioenpotje, dat de actuariële waarde van een pensioenaanspraak vertegenwoordigt. Dit betekent dat het potje niet kan opraken bij een lang leven, maar er geen geld overblijft voor erfgenamen bij vroegtijdig overlijden. Het idee is dat dit systeem helder maakt hoeveel premie je daadwerkelijk inlegt voor je oude dag.
Hoe groot is het Nederlandse pensioensysteem?
Nederland heeft in totaal 131 pensioenfondsen, die samen 1.500 miljard euro beheren voor 20 miljoen dossiers van 10 miljoen deelnemers:
3 miljoen gepensioneerden
7 miljoen werkenden
Elke maand komt er 40 miljard euro binnen en wordt 35 miljard uitgekeerd. Als werknemer werk je gemiddeld één dag per week voor je pensioen—dat is ⅕ van je maandinkomen.
Minstens 10 miljard euro per jaar gaat op aan uitvoering en vermogensbeheer. Dit komt neer op een kwart van alle pensioenpremies
Verdeling over 20 miljoen pensioenpotjes
Het verdelen van al het beschikbare pensioenvermogen over 20 miljoen potjes is een gigantische uitdaging. In het oude systeem betaalden werknemers tot hun 50ste relatief meer, waarna ze werden gecompenseerd. In het nieuwe stelsel vervalt deze regeling, wat betekent dat de leeftijdsgroep 40-50 jaar gecompenseerd moet worden—een operatie die ongeveer 100 miljard euro kost.
Hoe deze compensatie precies wordt uitgevoerd, verschilt per pensioenfonds. Dit valt onder de ‘evenwichtige overgang’ naar het nieuwe stelsel. De wet stelt dat compensatie niet verplicht is, maar wel mag worden toegekend. Pensioenfondsen kunnen ervoor kiezen dit in één keer te regelen, of de compensatie over maximaal tien jaar te spreiden. Of een fonds hiervoor kiest, blijft onzeker—en het moet ergens van worden betaald.
Twee regelingen voor verdeling
In de Wet Toekomst Pensioenen mogen pensioenfondsen kiezen uit twee regelingen om het geld te verdelen:
Standaardregeling – met een bandbreedte van ±5 procent, zodat deelnemers maximaal 5 procent voordeel of nadeel hebben in hun pensioenvooruitzicht.
Specifieke regeling – zonder vooraf vastgestelde bandbreedte, waarbij Schouten deze later via een Algemene Maatregel van Bestuur zal vastleggen.
Een belangrijk punt: beroep op de wet is niet mogelijk. Artikel 83c en de Raad van State-route zijn geschrapt, waardoor fouten in de verdeling nauwelijks aan te vechten zijn.
Dekkingsgraad en onzekerheid
Momenteel zijn er zeven pensioenfondsen met een dekkingsgraad van 100 procent, maar die garanderen noch de pensioenhoogte voor ouderen, noch de compensatie voor 45-plussers.
Volgens Schouten is de situatie dynamisch: als de rente stijgt, kan de dekkingsgraad verbeteren, en andersom. Maar het moment van overgang naar het nieuwe systeem is cruciaal. Marike Knoef waarschuwt dat fouten bij pensioenberekeningen onherstelbaar kunnen zijn.
De overgang naar het nieuwe stelsel kost naar schatting 1,6 miljard manuren, en de overheid wentelt kosten af op de deelnemers. Dit pensioenstelsel brengt geen extra geld, integendeel: het is een dure en complexe operatie. Pensioenfondsen en hun deelnemers zullen eerder armer worden.
Datakwaliteit: een kritieke factor
Voor een eerlijke verdeling is correcte pensioendata essentieel. Maar een onderzoek van de De Nederlandsche Bank (DNB) wijst uit dat 75 procent van de pensioenfondsen tekortkomingen heeft in hun databeleid.
Een slechte datakwaliteit kan leiden tot vertragingen, en onzekere verdeling. Grote fouten kunnen resulteren in rechtzaken met enorme financiële gevolgen. Omdat de kosten niet op bestuurders verhaald kunnen worden, dragen deelnemers zelf de lasten—via een lager pensioen of extra bijdragen. Dit kan een domino-effect van juridische conflicten veroorzaken.
Rendement en peildatum
Het nieuwe stelsel is afhankelijk van de beleggingsrendementen, die sterk kunnen schommelen. Hoe langer iemand nog moet werken, hoe groter het risico.
De rendementen worden vooruitberekend, maar de peilperiode is cruciaal. Als deze maar één jaar is, kunnen de verschillen enorm zijn—en daarmee ook de uitkering.
(On)zekerheid
In het nieuwe systeem zijn kortingen afhankelijk van de beurskoers, in plaats van een vaste rekenrente.
Om te voorkomen dat pensioenen jaarlijks fluctueren, leggen fondsen buffers aan om schommelingen op te vangen. Verhogingen en verlagingen kunnen over meerdere jaren worden gespreid. Hiermee verdwijnt een van de kernprincipes van het Nederlandse pensioenstelsel: zekerheid.
De boodschap wordt verzacht door te stellen dat deelnemers extra geld kunnen reserveren voor tegenslagen. Hoe dichter iemand bij pensioen komt, hoe stabieler het systeem moet zijn, zodat het niet op het laatste moment instort.
Casino-pensioen?
Pensioenfondsen doen geen garanties meer over de uitkering, maar baseren alles op het opgebouwde vermogen. Omdat jonge deelnemers meer tijd hebben voor rendement, weegt hun inleg zwaarder mee. Dit betekent dat het pensioen sterker meebeweegt met de markten.
Sceptici noemen dit het ‘casino-pensioen’—omdat uitkeringen afhangen van financiële markten.
Een langdurige crisis vlak voor pensionering kan grote gevolgen hebben voor individuele spaarders. Werknemers zonder een stabiel inkomen lopen extra risico—en dragen het arbeidsrisico grotendeels zelf.
Het nieuwe pensioenstelsel sluit aan bij de individualisering van arbeid en verschuift de risico’s naar de deelnemers.
Drie grote risico’s voor werknemers
Werknemers worden door de Wet Toekomst Pensioenen op drie manieren blootgesteld aan de internationale kapitaalmarkten:
Werkgevers dragen niet langer bij aan premieverhogingen als pensioenen te laag zijn.
Pensioenuitkeringen hangen volledig af van beleggingen—alle risico’s liggen bij de werknemer.
Werknemers zijn afhankelijk van de fondsbeheerders, die beleggingen uitvoeren. Dit creëert grote belangen voor de financiële sector, private equity, hedgefondsen en beleggingsfondsen.
Pensioenen stijgen als de economie groeit, maar dalen bij beleggingsverliezen. Daarom is er een collectieve reservepot, om schommelingen te dempen.
Privatisering van het collectieve pensioenstelsel
Deze wet betekent de privatisering van het pensioenstelsel, zodat het past binnen de logica van financiële markten. Dit druist in tegen het oorspronkelijke idee van collectief pensioen: werknemers beschermen tegen individuele financiële risico’s.
Steun en tegenstand
De wet werd gesteund door coalitiepartijen en oppositiepartijen PvdA, GroenLinks en SGP. Voor ZZP’ers komen ruimere mogelijkheden om pensioen op te bouwen—een eis van PvdA en GroenLinks.
SP, 50Plus en PvdD stemden tegen, omdat de wet volgens hen te veel onzekerheden bevat.
Follow the money
Werkgevers zijn blij met de wet, omdat ze zekerheid over premies krijgen. Vakbonden zien de kans om pensioenen te indexeren, wat dringend nodig is.
Gepensioneerden hebben de afgelopen jaren bijna 25 procent minder pensioen ontvangen, exclusief de huidige inflatie van 12 procent. Velen komen onder de armoedegrens, ondanks de enorme beschikbare vermogens.
Een cruciale vraag blijft onbeantwoord: waarom kan indexering nu niet, maar straks in het nieuwe systeem wel?
Is de wet al achterhaald?
Nu de rente stijgt, staan pensioenfondsen er ineens goed voor—en verhogen ze voor het eerst in twaalf jaar de pensioenen.
Is een nieuwe systematiek wel nodig? Er zijn andere oplossingen mogelijk:
Één pensioen per persoon, ondanks baanwisselingen.
ZZP’ers aansluiten bij pensioenfondsen.
Flexwerkers direct pensioen laten opbouwen.
Veel van deze aanpassingen kunnen binnen het huidige stelsel worden geregeld.
Actie is nodig!
Wat er ook gebeurt, achteroverleunen tot 2028 is geen optie. Sommige pensioenfondsen voeren het nieuwe stelsel veel eerder in—zoals het pensioenfonds voor fysiotherapeuten, dat al op 1 juli 2024 wil overstappen.
Sommige beslissingen worden snel genomen, bijvoorbeeld over het partnerpensioen. Daarnaast is het belangrijk of een pensioenfonds kiest voor een solidaire regeling of een flexibele regeling, waarbij u meer keuzevrijheid heeft. Ook cruciaal is de compensatie voor 45-plussers, die in het nieuwe stelsel een lagere opbouw krijgen. Genoeg om over mee te praten.
Wat kunt u doen?
Hier zijn enkele praktische stappen om inzicht te krijgen in uw pensioenpositie en de pensioenfondsen straks kritisch te kunnen controleren:
- Bekijk hoeveel AOW u straks ontvangt Op de website van de Sociale Verzekeringsbank vindt u een overzicht van de huidige AOW-leeftijden en actuele AOW-uitkeringen.
- Controleer uw pensioenopbouw bij uw werkgever(s) Via mijnpensioenoverzicht.nl ziet u hoeveel pensioen u tot nu toe heeft opgebouwd en bij welke pensioenuitvoerder (pensioenfonds of verzekeraar) dit is ondergebracht. Ook vindt u hier gegevens over wat uw nabestaanden ontvangen als u overlijdt. Uw pensioenuitvoerder biedt ook een persoonlijke webpagina met aanvullende details.
- Bereken uw inkomsten en uitgaven na uw pensioen Het is verstandig nu al na te denken over uw financiële situatie na pensionering. De website van Nibud biedt hiervoor handige tools, zoals de Pensioenschijf-van-vijf, die inzicht geeft in uw inkomen én uitgaven.
- Stel vragen waar nodig Heeft u vragen over uw pensioen? Stel ze aan uw werkgever of uw pensioenuitvoerder.
Verbeteringen en aandachtspunten
Een paar belangrijke punten ter overweging:
Herindexering als compensatie voor middelbaren is geen ideale oplossing. Een goede klachtenprocedure rond de verdeling is nodig. Het schrappen van regels uit angst voor fouten geeft weinig vertrouwen.
Bij extreme premieverhogingen moeten werkgevers ook verantwoordelijkheid dragen—het moet als een bedrijfsrisico worden beschouwd.
Kosten voor uitvoering en vermogensbeheer moeten begrensd worden.
Rekenregels aanpassen kan helpen om het systeem eerlijker en toekomstbestendiger te maken.
Vergroot de solidariteit door ZZP’ers toe te laten tot het pensioenstelsel.
Behoud bescherming tegen onwillige werkgevers en de grilligheid van financiële markten—desnoods met een Scandinavisch systeem.
Duidelijkheid over het nabestaandenpensioen is essentieel. Iedereen bouwt nu zelf pensioen op, maar deze wijziging kan voor verrassingen zorgen.
De pensioentransitie vraagt om kritisch denken, alertheid en actie. Houd uw opties open en zorg dat u goed geïnformeerd blijft.